Natuurbelangen ?
In een raadsvoorstel van 6 september 2005 geeft de gemeente Opsterland, die penvoerder is van het project, aan dat er in eerste instantie alleen maar onderzoek is gedaan naar de kosten van de heropening.
In dat raadsvoorstel wordt het rapport van Grontmij, Friese Merenproject Traject M Polderhoofdkanaal” als volgt samengevat:
De uitgebreide natuurstudie levert geen overwegende bezwaren op.
De eerste natuurtoets adviseerde een uitgebreide studie voor een aantal zaken, te weten:
- externe werking natuurgebied Alde Feanen,
- externe werking vogelweidegebied Kraanlannen,
- mogelijke aanwezigheid Langstengelig Fonteinkruid,
- mogelijke aanwezigheid libellesoort Groene Glazenmaker,
- mogelijke aanwezigheid kritische faunasoorten.
De uitgebreide studie voor bovengenoemde zaken heeft geen dusdanige bezwaren opgeleverd dat de heropening van het Polderhoofdkanaal daarmee in gevaar komt. Dat scheelt bij de te doorlopen planprocedures.
De suggestie wordt gewekt, dat er na de eerste natuurtoets een uitgebreide studie is gedaan naar bovengenoemde zaken. Dit is niet het geval en daarmee wordt onjuiste informatie verstrekt. Daarenboven wordt er in het rapport van Grontmij, blad 14 van 27, al gesproken over het doorlopen van de op het werk zijnde wettelijke procedures en het verkrijgen van de vereiste vergunningen en ontheffingen. Daarbij gaat het onder meer om een natuurtoets en ontheffing Ff-wet, toets aan Wet Geluidshinder, Wegenverkeershinder, Wet Verontreiniging Oppervlaktewater, Archeologische toets Verdrag van Malta, etc.
Een van de conclusies van het rapport Friese Merenproject Traject M ‘Polderhoofdkanaal’ vervolgonderzoek natuurwaarden, d.d. 20 oktober 2005 is, dat de plannen voor openstelling van het Polderhoofdkanaal vanwege de ligging, aard van de activiteiten en effecten vallen onder de gebiedsbeschermende wetgeving, die van toepassing is op de Alde Feanen. (Citaat: Door toename van de recreatie zal de druk op het gebied groter worden). Aangegeven wordt, dat er vanuit de Natuurbeschermingswet gekeken moet worden naar de mogelijke gevolgen. Ook dit onderzoek heeft niet plaatsgevonden.
In het hierboven genoemde raadvoorstel van 6 september 2005 worden de volgende kanttekeningen geplaatst:
Kanttekeningen
Er is een ontheffing nodig van de flora- en faunawet.
In eerste instantie is uit de natuuronderzoeken niet gebleken dat er sprake zou moeten zijn van een ontheffing in het kader van de flora- en faunawetgeving. Maar op basis van waarnemingen van het Wetterskip Fryslân[1] is de gestreepte waterroofkever aangetroffen. Een beschermde keversoort volgens bijlage IV van de Habitatrichtlijn.
[1] De waarnemingen van het Wetterskip stammen al uit 2001.
Daaruit blijkt, dat het college geen vrijstelling voor het plan had kunnen en mogen verlenen, nu zijzelf op voorhand al constateerde dat er sprake was van relevante milieukenmerken in het gebied, die aanzienlijke effecten voor de natuur teweeg kunnen brengen. (Verwezen wordt ook naar blz. 11, 12, 18 en 21 van het rapport van Royal Haskoning). Daarmee had de gemeente in redelijkheid moeten inzien dat de Flora- en faunawet aan de uitvoerbaarheid van het bouwplan in de weg stond en nog steeds staat.
Natuur
In het door Royal Haskoning in opdracht van B&W opgestelde projectplan staat onomwonden vermeld dat het Polderhoofdkanaal een ecologische verbindingszone is. In dat kader wordt verwezen naar pagina 6 van het projectplan van Royal Haskoning. In de tweede alinea onder het kopje ecologie en relaties met de omgeving staat het volgende:
“Het Polderhoofdkanaal vormt als het ware een natuurlijke natte verbindingszone tussen de omliggende natuurgebieden“.
Ook Samenwerkingsverband (Agragrisch) Natuur- en Landschapsbeheer Fryslân (SANL) spreekt onder code FR_120158, gebiedsplan Het Lage Midden, van een verbindingszone. SANL is een samenwerkingsverband van negen organisaties, waaronder Dienst Landelijk Gebied en Provincie Fryslân.
De vondst van de Gestreepte waterroofkever in 2001 door Wetterskip Fryslân is niet meegewogen in de toets van Grontmij (2005). Begin 2006 is de projectgroep die zich bezig houdt met de openstelling er op attent gemaakt, dat er wel degelijk zwaar beschermde soorten in het kanaal voorkomen. Met deze informatie is niets gedaan. Pas nadat er op 8 september 2006 in de pers aandacht aan is besteed, beseffen de overheden langzamerhand dat zij niet om de zwaar beschermde flora en fauna heen kunnen. Landschapsbeheer krijgt dan de opdracht om onderzoek te doen naar de in het Polderhoofdkanaal voorkomende Gestreepte waterroofkever. Uit dat onderzoek blijkt, dat vrijwel nergens in Nederland deze kever in zulke hoge dichtheden wordt aangetroffen en het Polderhoofdkanaal een zeer belangrijk leefgebied vormt. Het rapport van Landschapsbeheer geeft aan, dat het volledig compenseren van het leefgebied zeer lastig en zo niet onmogelijk is. Dit, omdat er nog te weinig bekend is over het inrichten van nieuwe leefgebieden voor de Gestreepte waterroofkever. Er wordt aanbevolen contact op te nemen met specialisten.
In het najaar van 2007 hebben een aantal professoren en aquatisch ecologen vanuit hun deskundigheid hun mening gegeven over de heropeningplannen. Het gaat om de volgende deskundigen:
- Professor.dr. J.G.M. Roelofs en Dr. L.P.M. Lamers (Radboud Universiteit Nijmegen)
- J.C. Cuppen (Stichting European Invertebrate Survey (EIS))
- drs E.J. Weeda (auteur Nederlandse Oecologische Flora, Vegetatie-onderzoeker Alterra)
- drs. U. Vegter (Aquatisch ecoloog Waterschap Hunze en Aa’s)
De deskundigen onderschrijven het toebrengen van ontoelaatbare schade aan het PHK. Allen vinden, dat bij het bevaarbaar maken van het Polderhoofdkanaal de kwaliteit van het leefgebied sterk achteruit gaat. De omstandigheden voor het gehele ecologische systeem zullen dermate verslechteren dat de soorten zich naar verwachting niet zullen handhaven. Drs. Vegter stelt zelfs: “Er is in mijn ogen maar één goede maatregel: het Polderhoofdkanaal niet openstellen en in dit geval de belangen van natuur te laten prevaleren”. Ook andere deskundigen delen zijn mening en geven aan dat de natuurwaarden erbij gebaat zijn om het kanaal niet open te stellen.
Aanpassen van uitkomsten
a. Rapport Landschapsbeheer
Grote zorg is er bij het Comité Belangenbehartiging Polderhoofdkanaal gedurende het hele proces rond de heropening over de diverse aanpassingen van stukken aan de gewenste uitkomsten van de opdrachtgever, i.c. de overheden.
Eind januari 2007 werd het bovengenoemde rapport van Landschapsbeheer met de nodige druk van de Provincie aangepast. Landschapsbeheer werd gedwongen belangrijke passages en aanbevelingen over de belangen van de natuur te schrappen, mogelijk met het doel de natuurwaarden wat minder groot te laten lijken. Een citaat uit een artikel van de regionale krant:
7 maart 2007: artikel Woudklank: Wethouder Henk Hoen over Polderhoofdkanaal:
“Natuur heeft hoogste prioriteit”
Landschapsbeheer maakt in een conceptrapport heel kritische opmerkingen over het onderzoek van de Grontmij. Door het missen van de kever zetten ze vraagtekens bij het hele onderzoek. Die passage is in het eindrapport echter geschrapt. Hoen: “Klopt”.
Het CBP vindt dat er daarmee in onvoldoende mate is voldaan aan artikel 3 lid 2 Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel zegt, dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent relevante feiten en de af te wegen belangen dient te vergaren. Er is in onvoldoende mate voldaan aan de wettelijke eis:
Het rapport van Landschapsbeheer (zie rapport De Gestreepte Waterroofkever, rapport gestreepte waterroofkever.pdf) stelt duidelijk dat er vervolgonderzoek nodig is; dus alle relevante feiten waren er dus nog niet. Het is ook gebleken, dat een aantal feiten pas beschikbaar is gekomen, nadat er al verscheidene termijnen van inspraak en zienswijzen waren verstreken, waardoor een objectieve afweging van alle belangen onmogelijk is gebleken.
Verder worden niet alle bekende feiten meegenomen in de afweging, doordat deze uit het oorspronkelijke rapport zijn geschrapt. Op 13 februari jl. bracht de provincie het aangepaste rapport in de openbaarheid. Een vergelijking tussen de oorspronkelijke en de openbare versie laat zien dat er op tientallen plaatsen zinnen en zelfs hele alinea’s verdwenen zijn. Het lijkt het CBP zaak dat zoiets ingrijpends zo zorgvuldig mogelijk wordt behandeld. Daarvoor bestaan er procedures (vrijstellingen, bestemmingsplan, wijzigingen bestemmingsplan, inspraak, zienswijzen, bezwaren, etc.). Bij die procedures is het toch belangrijk dat alle relevante informatie ook objectief op tafel komt.
b. Ontheffing van LNV
Op 10 oktober 2007 doet het CBP een verzoek tot handhaving van de Flora- en Faunawet. De overheden zijn al met de werkzaamheden begonnen, voordat het Ministerie van LNV op 20 september 2007 ontheffing verleende m.b.t. de beschermde soorten, die in het kanaal zelf voorkomen.
De belangen van flora en fauna konden kennelijk niet opwegen tegen bestuurlijke en maatschappelijke druk, waaronder LNV besloten heeft de ontheffing te moeten afgeven. De grote druk blijkt uit het volgende de volgende zinnen uit een mailwisseling van 25 oktober 2007 vanuit het Ministerie van LNV (evt. op te vragen bij CBP):
- Ik hoop dat u ons, mede gezien de tijdsdruk die er op dit gevoelige project rust ...
- Dank voor het meedenken met de ecologische en andere problematiek(en) rondom het Polderhoofdkanaal. ..... Consultatie met de gemeente leert echter dat zij niet akkoord zijn met de eis van twee jaar niet varen. Als deze eis op tafel blijft gaat het hele project niet door met alle bestuurlijke en maatschappelijke consequenties vandien.
Sowieso is het laten opstellen van het Projectplan, met daarin de conclusie dat de plannen ecologisch verantwoord zijn en daarom kunnen doorgaan, door het adviesbureau Royal Haskoning opmerkelijk te noemen. Dit zelfde bureau mocht namelijk bij het doorgaan van het project ook het ontwerpen van de 9 bruggen, de planning van de heropening van het Polderhoofdkanaal, het regelen van de benodigde vergunningen, het maken van de kostenramingen en het inmeten van de nieuwe situatie verzorgen. Bij de objectiviteit van uitgevoerde ecologische beoordeling door Haskoning kunnen op zijn minst vraagtekens worden gesteld.
Dienst Landelijk Gebied van het Ministerie van LNV heeft een ecologisch advies uitgebracht aan het ministerie over de ontheffingsaanvraag. Bij het opstellen van dit advies over het project Polderhoofdkanaal heeft Dienst Landelijk Gebied zich laten leiden door de bestuurlijke druk en het dreigen met het niet doorgaan van het project door de gemeente die de aanvraag heeft ingediend. Hierdoor zijn belangrijke ecologische voorwaarden aantoonbaar uit het conceptadvies geschrapt.
Binnen het ministerie van LNV heeft de beoordeling van de ontheffingsaanvraag niet plaatsgevonden door de afdeling die dit normaliter voor haar rekening neemt. Door het predikaat ‘politiek gevoelig’ – voor het eerst verleend sinds het van kracht worden van de Flora- en faunawet – is de zaak op hoog niveau binnen het ministerie afgehandeld, waarbij wederom de bestuurlijke druk vanuit de initiatiefnemende overheden het eindresultaat heeft bepaald.
Als argumenten bracht het CBP in oktober naar voren, dat:
- Er geen ontheffing was voor het doden van beschermde soorten
Op grond van de ontheffing mochten beschermde soorten worden verstoord et cetera, maar het doden daarvan mag niet! Echter, uit het rapport d.d. 8 maart 2007 van Royal Haskoning, bladzijde 11 en 12 bleek, dat bij de werkzaamheden beschermde dieren zouden worden gedood. Concreet genoemd werden: de Kleine modderkruiper, de Grote modderkruiper, de Bittervoorn en de Gestreepte waterroofkever. Op voorhand stond al vast dat de Ffwet bij de uitvoering van dit plan, ondanks de ontheffing, zou worden overtreden.
- Er geen dwingende reden van groot openbaar belang waren
Royal Haskoning stelde in de notitie van 8 mei 2007, behorend bij de aanvraag, bladzijde 5, dat er in het onderhavige geval geen sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang. Toch geeft LNV in de ontheffing aan (bladzijde 5) dat er wel !!! sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang. Het CBP heeft LNV gevraagd op welke cijfers zij zich heeft gebaseerd om een dergelijke uitspraak te kunnen doen. Een gefundeerde onderbouwing heeft het CBP niet mogen ontvangen van het Ministerie van LNV. Bovendien is het CBP van mening, dat LNV hieromtrent niet had mogen afwijken van het standpunt van de aanvrager.
Bovendien heeft het Ministerie van LNV bij het opstellen van de ontheffing slechts rekening gehouden met het kanaal en de dieren die daarin leven. De kaart van het plangebied (zie rapport Royal Haskoning 8 maart 2007, bladzijde 4) wijst echter een veel groter gebied aan dan het Polderhoofdkanaal zelf. Aan de oevers en het gebied daarachter wordt geen enkele aandacht besteed, terwijl de benodigde onderzoeken in dat gebied niet zijn verricht; de beschermde flora wordt niet genoemd, behoudens voor zover de aanwezigheid daarvan nodig is voor de beschermde fauna. Naar het effect van de activiteiten op beschermde vogels of vissen is evenmin onderzoek gedaan. Dit terwijl er in het rapport van Royal Haskoning o.a. is af te leiden, dat nabij het water in ieder geval de Waterspitsmuis voorkomt. Ook dat is een strikt beschermde soort van tabel 3.
|
Photography by Irma Leenman. |
Copyright © 2009 SAG Design. Alle rechten voorbehouden. |
Design by Taeke Eringa. |