Polderhoofdkanaal.nl

De rechtszaken

Onder LJN: BB6530, Rechtbank Leeuwarden, 07/2436 is de ontheffing Flora- en faunawet t.b.v. de werkzaamheden aan het Polderhoofdkanaal geschorst, omdat niet kan worden voldaan aan de eerste vereiste van de Ff-wet: het aantonen van dwingende redenen van groot openbaar belang. Doordat de overheden meende niet gehouden te zijn aan het vonnis van de voorzieningenrechter, moesten de bewoners opnieuw naar de rechter stappen om ervoor te zorgen dat deze overheden het vonnis zouden respecteren. Op straffe van verbeurte van een dwangsom (!) werd de overheid gedwongen tot staking van haar werkzaamheden

LJN: BC2873, Rechtbank Leeuwarden, 87064 / KG ZA 08-18. Bezwaarmakers, die ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard worden

LJN: BC6347, Rechtbank Leeuwarden, AWB 07/3010 & 07/3011, een onjuiste art. 19 lid 2 WRO procedure

LJN: BD4765, Rechtbank Leeuwarden, AWB 07/2663, een onjuiste art. 11 WRO procedure

LJN: BD0362, Raad van State, 200704551/1, het door de overheid afdwingen van medewerking van een omwonende zonder deze schadeloos te stellen

LJN: BH3590, Rechtbank Leeuwarden, 81619 / HA ZA 07-244, zijn allemaal voorbeelden waaruit blijkt hoe de betreffende overheden de zaken onzorgvuldig en onrechtmatig naar eigen hand proberen te zetten.

De bewoners vinden dat er binnen het project heropening Polderhoofdkanaal veelvuldig sprake is van schending van de rechtszekerheid en van het zorgvuldigheidsbeginsel, waardoor niet is voldaan aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Hieronder is een van deze zaken beschreven, die deze conclusie onderbouwen.

Intrekking van de vrijstelling en bouwvergunning

Op 17 maart 2009 (200805810/1/H1, Raad van State) komt de zaak van de bruggen aan de orde bij de Raad van State. Met het slopen van de bestaande en het bouwen van de nieuwe bruggen heeft de gemeente een direct belang. Deze werkzaamheden zijn noodzakelijk om de bevaarbaarheid van het Polderhoofdkanaal mogelijk te maken. Daar waar zij al sinds de bouw van de huidige bruggen geen belang hechten aan het eigenaarschap en het onderhoud, werd dit anders toen duidelijk werd dat deze bruggen voor hun plannen een blokkerende factor bleken te zijn. Heropening van het kanaal betekent immers dat negen van de tien huidige bruggen moeten worden vervangen. Het recente beroep van de gemeente op natrekking lijkt in de ogen van de bewoners dan ook op de toepassing van een handige kunstgreep.

Echter, de bewoners hebben zich sinds de bouw van de bruggen beschouwd als rechthebbende op de onroerende zaak en mochten zich ook redelijkerwijze als zodanig beschouwen (art 3:118 BW). Dat zij zich redelijkerwijze als zodanig mochten beschouwen blijkt onder meer uit de bouwvergunning, die ruim 40 jaar geleden is verleend aan de gezamenlijke groep bewoners, die het geld voor de bouw bijeen hebben gelegd. Het blijkt uit het feit, dat de bewoners sinds de bouw van de bruggen immer (ook financieel) zorg gedragen hebben voor het onderhoud, dat o.a. betaald wordt van een gemeenschappelijke rekening waarop de eigenaren een bijdrage storten. Ook de wegenlegger van de gemeente Smallingerland maakt melding van het particuliere eigendom van de bruggen. Per brief (van januari 2004) hebben de bewoners de gemeente eveneens laten weten, dat het eigendomsrecht van de bruggen bij de bewoners ligt. Dit is niet tegengesproken door de gemeente. Verder komt het eigendom terug in de leveringsakte ten behoeve van de aankoop van een woning. Volgens de notariële akte, ingeschreven in de openbare registers, is aan de kopers van deze woning de brug geleverd. Ook in brieven van de Landinrichting van maart en mei 1987 worden de bewoners aangeschreven als eigenaren. Zo er niet reeds bij aankoop van de woning een (mede-)eigendomsrecht op de bruggen zou zijn ontstaan, dan is dit recht verkregen krachtens verkrijgende verjaring. Er is sprake van een onafgebroken bezit sinds de jaren ’60. De lopende verjaring werd voortgezet door opvolgers in het bezit. Dit brengt met zich mee dat zij na verloop van 10 jaren een (gedeeld) recht van opstal op de brug hebben verkregen ex artikel 3:99 jo 3:102 BW. Daardoor kon de gemeente zich de bruggen niet zondermeer toe-eigenen. Daartoe had zij een civielrechtelijke procedure dienen te voeren, al zou het alleen al uit oogpunt van zorgvuldig overheidshandelen zijn. Ook in deze kwestie maakt de gemeente zich naar de mening van de bewoners schuldig aan volstrekt ongeoorloofde eigenrichting en vinden dat dit moet worden aangemerkt als een onrechtmatig handelen jegens de bewoners.

Titel

naar boven



Photography by
Irma Leenman.
Design by
Taeke Eringa.