Juli 2011

De gemeenten Smallingerland en Opsterland besluiten om de plannen van de heropening door te zetten maar willen een alternatief plan niet onder ogen zien

Smallingerland was al niet zo enthousiast meer maar besluit onder druk van de Provincie en eventuele juridische stappen van Opsterland om toch maar weer extra geld te geven en mee te werken aan dit miljoenen verslindende project maar legt alle verantwoordelijkheid voor alle financiĆ«le  tegenslagen en het eventueel niet doorgaan van het project bij Opsterland neer

Opsterland als penvoerder van dit project wil met deze beslissing  vooral laten zien dat het grote projecten aan kan en dat het  dus geen gemeentelijke herindeling nodig heeft. En geeft hiermee  ook duidelijk aan dat het in de eerste plaats een prestige project is geworden en dat het creĆ«ren van werkgelegenheid  en het stimuleren van de economie van ondergeschikt belang is

Een andere reden om door te gaan is dat stoppen deze gemeente, door het wanbeleid van de voorgaande jaren, een miljoen meer zal kosten dan doorgaan want bij doorgaan is er zicht op vele miljoenen aan subsidies. 

Dat er voor al die miljoenen betere en milieuvriendelijker alternatieven denkbaar zijn met grotere effecten op de leefbaarheid en economie in de dorpen, willen de bestuurders van Opsterland  maar niet  onder ogen zien.  

Dit blijkt wel uit het feit dat het onderzoek wat verricht is door BFAS uit Amsterdam naar alternatieven voor dit project  niet eerder behandeld mag worden van het college van B en W dan na het nu genomen besluit van doorgaan omdat het als bedreiging van het project wordt gezien.

BFAS heeft de gemeente Opsterland in Friesland gekozen als casestudy voor het ontwikkelen van een visie op een mogelijke toekomst. In het onderzoek concentreert BFAS zich op het Ripergebied, het laaggelegen deel van Opsterland met o.a. het dorp  Nij Beets als focuspunt. Het onderzoek richt zich op het ontwikkelen van een nieuwe economie, die berust op meerdere poten. Onderzoeksterreinen zijn: recreatie en toerisme; transitie naar kenniseconomie; nieuwe woon- en zorgvormen op oude erven; bouwen in het buitengebied en tot slot: een landschap van twee snelheden. Zo kan er een kleinschalige, duurzame landbouw ontstaan die niet alleen rendabel is, maar die bovendien betekenis heeft voor de totale Opsterlandse  economie en de sociale cohesie. Echter, zoals hierboven al vermeld, het onderzoek van BFAS mag van het college van B&W niet eerder behandeld worden dan na de besluitvorming. door de gemeenteraad over het al dan niet doorgaan met het PHK-project, daar het als bedreiging van het project wordt gezien.

Hieronder kunt u het onderzoek van BFAS lezen

De investering in het Polderhoofdkanaal is almaar hoger geworden. Van € 8 miljoen naar € 17 miljoen En als er tegenvallers zijn zal dit alleen maar hoger worden  hiervoor wordt nu een bedrag van € 1,4 miljoen achter de hand gehouden maar bij dit project is het maar de vraag of dit wel genoeg is.

De totale investering komt daarmee toch op € 18,4 miljoen gemeenschapsgeld. en daar moet je als bestuurders toch  verantwoord mee omgaan.

 Voor het berekenen van de extra werkgelegenheid a.g.v. de heropening is uitgegaan van de effecten van de plannen/initiatieven (oftewel: steunbetuigingen) genoemd op blz. 12 van het ZKA-rapport. Bij de opsomming van deze initiatieven is vanuit kosten geredeneerd. Om de economische belangen in beeld te krijgen dient er naar de opbrengsten gekeken te worden. De gemeente kan desgevraagd niet aantonen of er value for money te verwachten valt en weet niet hoeveel de baten (gerelateerd aan de daartoe noodzakelijke maatregelen (investeringen, jaarlijkse exploitatie en onderhoud)) voor blijven bij de investeringssom en laat daarmee de doelmatigheidsvraag onbeantwoord. Extra omzet valt volgens ZKA niet te kwantificeren en is dus niet relevant.

 De heropening van het Polderhoofdkanaal levert volgens de gemeenten 25 vaste fte’s op. (Een contra expertise van de wetenschapswinkel van de universiteit van Groningen komt niet hoger dan 9 vaste fte’s)  De gemeente gaat in de samenstelling van die 25 vaste fte’s uit van laag gekwalificeerde arbeid. Via de Wet sociale werkvoorziening (WSW) is er 2,2 miljard euro beschikbaar voor zo’n 90.000 voltijd WSW-plaatsen. Dat is 24.500 euro per arbeidsplaats. Een bruto modaal inkomen is volgens het CPB 33.000 euro (in 2011), het gemiddeld inkomen van de totale bevolking komt uit op €18.400.  Met publiek geld wordt er minimaal 17 miljoen euro geïnvesteerd voor 25 fte. Een rekensom leert dat dit de gemeenschap het volgende per arbeidsplaats kost:

 17.000.000 : 25 = € 680.000

Een normale overheidsinvestering in gecreëerde arbeid is              ± € 40.000 - € 45.000 per arbeidsplaats.  Om een netto arbeidsplaats te creëren, is volgens EIM 82.371 euro aan verleende publieke middelen nodig (hiervan betreft 29.350 euro EZ/Kompasmiddelen). De verleende publieke middelen per netto arbeidsplaats zijn het hoogst bij de toeristische maatregelen. Dit terwijl de toeristische projecten relatief minder structurele werkgelegenheid leveren  

Gesteld kan worden dat met een investering van maar liefst           € 680.000 per arbeidsplaats de verhoudingen bij het PHK totaal zoek zijn. Het zorgvuldig omgaan met gemeenschapsgelden is een zeer belangrijk maatschappelijk belang. Vraag is of een dergelijke investering nog zorgvuldig te noemen is.

 

Titel

naar boven

Maak jouw eigen website met JouwWeb